Naast waterstraalsnijden zijn lasersnijden, plasmasnijden en ponsen populaire snijtechnieken. Iedere techniek heeft zijn eigen voor- en nadelen, maar hoe verhouden ze zich tot elkaar?

Lasersnijden: contactloos, hitte, precies

Lasersnijden is een contactloos proces om materialen te snijden door middel van smelten, verbranding of verdamping van het materiaal langs de snijlijn met een laser. Lasersnijden is zeer precies, maar heeft het nadeel dat het hitte gebruikt. Dit kan het materiaal vervormen.

Snijden met een plasmasnijder

Plasma is een gas dat wordt verhit tot het punt van ionisatie, waarna het elektrisch geleidend is. Een plasmasnijder kan hierdoor elk materiaal snijden dat elektrisch geleidend is, zoals de meeste metalen. Gas wordt door het spuitstuk van de plasmamachine geduwd waarna het plasma aan een elektrische boog wordt blootgesteld zodat een plasmastraal ontstaat. De zeer hoge temperaturen van het plasma smelten vervolgens het metaal zodat een snede ontstaat.

Ponsen: een mechanisch proces

Ponsen is het proces waarmee een gat in een materiaal wordt gemaakt door een vorm door het materiaal te duwen. Dit mechanische proces gebruikt druk om de pons door het materiaal te duwen. Deze techniek wordt veelal toegepast om materialen te verwerken in productieomgevingen waar snelheid van belang is. De techniek is ook bruikbaar om profielen te maken voor bijvoorbeeld hightech lucht- en ruimtevaartproducten en plaatmetaal voor constructietoepassingen.

Waterstraalsnijden: een koud proces

Een waterstraalsnijmachine gebruikt water onder hoge druk – waaraan soms ook schurende deeltjes worden toegevoegd – om door materialen heen te snijden. Het voordeel van waterstraalsnijden boven laser- en plasmasnijmethodes is dat het in koude omstandigheden plaatsvindt, zodat de chemische structuur van het metaal niet wordt beïnvloed. Ook kunnen met deze methoden veel complexere handelingen worden uitgevoerd dan het vrij rudimentaire ponsproces.